| Meest gestelde vragen

Hieronder ziet u de meest gestelde vragen met antwoorden. Zit uw vraag er niet bij dan kunt u die hier stellen.


>

Wat is duurzaam stortbeheer?

Het is van belang om te zorgen dat zo min mogelijk afval ontstaat. Het afval dat toch ontstaat moet zoveel mogelijk worden hergebruikt. Als hergebruik niet mogelijk is, dan gaat de voorkeur uit naar verbranding met energieterugwinning. Het resterende afval, waarvoor geen doelmatig alternatief beschikbaar is, wordt gestort.

 

In de huidige aanpak wordt een stortplaats zoveel mogelijk waterdicht afgesloten. Het gevolg is dat het afval wordt overgedragen aan toekomstige generaties. Een zorgvuldig beheer van stortplaatsen is dan eindeloos nodig om te voorkomen dat de verontreinigende stoffen buiten de stortplaats komen. Deze eeuwigdurende zorg legt een hypotheek op de toekomst.

 

Rijksoverheid, provincies en sector zoeken naar een alternatieve wijze van beheer waardoor geen eeuwigdurende nazorg meer nodig is. Daarvoor zijn zij een programma gestart: introductie Duurzaam Stortbeheer (iDS). In iDS wordt onderzocht of er een manier bestaat om de verontreiniging binnen de stortplaats onschadelijk te maken. Dat kan door het toevoegen van water en lucht waarmee biologische afbraakprocessen in de stortplaats worden gestimuleerd. De verontreinigingen in het afval worden zo uitgespoeld, opgevangen en behandeld, of afgebroken of vastgelegd. Tijdens de behandeling is de onderkant van het stortvak afgedicht. Het eventuele afvalwater wordt opgevangen en komt niet in het milieu terecht.

 

Met het programma iDS wordt in de praktijk onderzocht of het mogelijk is om bestaande stortplaatsen te verduurzamen.

 

Als de uitkomsten van het onderzoek positief zijn dan is er minder tot geen nazorg nodig. Op deze wijze belasten we volgende generaties niet met het beheer van ons afval én besparen we de samenleving forse kosten.

>

Wat zijn de verschillende projecten in het programma introductie Duurzaam Stortbeheer (iDS)?

Het programma iDS bestaat uit vier projecten.

 

1: Green Deal Duurzaam Stortbeheer (GDS): dit project bevat alle voorbereidingen en aanpassingen in de regelgeving. In oktober 2105 is de Green Deal getekend;

 

2: Uitvoering Duurzaam Stortbeheer (UDS): dit is de fysieke start en de daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek in de drie pilotstortplaatsen;

 

3: Verificatie Duurzaam Stortbeheer (VDS): dit project bestaat uit het (tussentijds) toetsen van de resultaten van het onderzoek;

 

4: Regelgeving Duurzaam Stortbeheer (RDS): als het onderzoek succesvol wordt afgerond zijn aanpassingen van de wet- en regelgeving nodig.

 

De planning van de vier projecten in het programma iDS is:

 

 

 

>

Hoe werkt duurzaam stortbeheer?

Duurzaam stortbeheer werkt volgens biologische processen: het stimuleren en activeren van afbraakprocessen van organisch materiaal in het afvalpakket door het toevoeren van lucht of water in de stortplaats. Door deze afbraak worden verontreinigingen deels afgebroken en deels vastgelegd aan vaste bestanddelen van het afval. Wetenschappelijk onderzoek in de afgelopen 20 jaar heeft bewezen dat dit kan leiden tot een aanzienlijke vermindering van het ontstaan van emissies aan verontreinigingen uit de stortplaats. De afbraak duurt naar verwachting circa 10 jaar. Het is de bedoeling dat de stortplaats daarna geen bijzondere aandacht meer nodig heeft. De risico’s voor de bodem en het grondwater vervallen enerzijds door de afgenomen verontreinigingsgraad van het afval en anderzijds door de vastlegging van achterblijvende verontreinigingen aan het vaste afval in het stort. De stortplaats zelf kan weer benut worden voor andere gebruiksfuncties.

 

Binnen iDS worden deze processen op praktijkschaal toegepast op drie bestaande stortplaatsen in drie provincies: Braambergen in Almere (Flevoland), Kragge II in Bergen op Zoom (Noord-Brabant) en Wieringermeer in Middenmeer (Hollands Kroon, Noord-Holland). Het doel is te onderzoeken in welke mate de verontreinigingen in de stortplaats verminderen of worden vastgelegd.

>

Wat zijn de consequenties van het programma voor omwonenden?

Het onderzoek veroorzaakt geen extra overlast of uitstoot. De stortplaatsen die in aanmerking komen voor het onderzoek zijn afgedekt met een dikke laag aarde. Hiermee wordt overlast door geur en het verwaaien van afval voorkomen. Daarnaast blijven de huidige controles op emissies naar lucht, bodem en grondwater gehandhaafd – dat is wettelijk zo geregeld.

>

Wat gebeurt er als het programma iDS niet succesvol verloopt?

Als de resultaten van het onderzoek niet succesvol zijn dan worden de stortplaatsen volgens het huidige beleid afgedicht en eeuwigdurend onderhouden.

>

Wat gebeurt er als het experiment wel succesvol verloopt?

Als de resultaten van het onderzoek succesvol blijken, dan zal het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de mogelijkheid van duurzaam stortbeheer definitief invoeren door het Stortbesluit bodembescherming aan te passen. Dit is afgesproken in de Green Deal iDS. De Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming wordt gewijzigd om duurzaam stortbeheer definitief mogelijk te maken op de pilotstortplaatsen, de potentieel te verduurzamen stortplaatsen (‘PDS-locaties’) en eventuele andere stortplaatsen die geschikt blijken te zijn voor de duurzame aanpak.

 

Duurzaam stortbeheer zal in de toekomst niet op alle stortplaatsen mogelijk zijn. Daarom zal duurzaam stortbeheer worden ingevoerd als extra mogelijkheid naast de bestaande voorschriften die blijven gelden voor stortplaatsen die niet duurzaam te beheren zijn.

>

Wanneer is duurzaam stortbeheer niet mogelijk?

Duurzaam stortbeheer is niet mogelijk als de toegepaste technieken (uitspoelen, afbreken of vastleggen) in het geheel niet werken, onvoldoende effect hebben of bezwaarlijke emissies veroorzaken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij geconditioneerde afvalstoffen of bij stortvakken waar grote hoeveelheden rookgasreinigingsresidu zijn opgeslagen die hoofdzakelijk uit zouten bestaan. In het eerste geval dringen water en lucht niet in de afvalstof. In het tweede geval is de afvalstof afgeschermd door een waterdichte verpakking. Als die verpakking wordt beschadigd, zou het merendeel van de zouten oplossen en zeer waarschijnlijk tot een niet aanvaardbare zoutconcentratie in het afvalwater leiden.

>

Wanneer kunnen we bij succes verwachten dat duurzaam stortbeheer over de rest van Nederland uitgerold wordt?

Op 1 juli 2016 is (per Koninklijk Besluit) het Stortbesluit bodembescherming gewijzigd. Dit maakt de uitvoering van iDS mogelijk. Het experiment heeft een looptijd van 10 jaar met eventueel een uitloop van twee jaar. Vanaf 2028 zou duurzaam stortbeheer uitgerold kunnen worden over de rest van Nederland.

>

Hoeveel geld wordt er in de pilot geïnvesteerd? En hoe wordt dit bekostigd?

De apparatuur, de leidingen, de kabels, de energiekosten, de onderhoudskosten en de onderzoekskosten voor de pilots bedragen ongeveer 12 miljoen euro. Hiervan bestaat naar schatting ruim 2 miljoen euro uit personeelskosten. Deze kosten worden gedragen door de stortplaatsbeheerders. Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de provincies financieren mee door het ter beschikking stellen van menskracht.

>

Het programma introductie Duurzaam Stortbeheer wordt mede mogelijk gemaakt door de Crisis- en Herstelwet (Chw). Gaat snelheid in dit geval niet boven kwaliteit van de besluitvorming?

De Chw is bedoeld om maatschappelijk gewenste ontwikkelingen te realiseren. Besluiten die hiervoor genomen worden moeten dezelfde kwaliteit hebben als andere besluiten. Kwaliteit van de leefomgeving staat centraal. iDS is een voorbeeld van samenwerking tussen bedrijfsleven en overheden voor ontwikkeling en innovatie. Bijzonder aan iDS is dat het gaat om een vrijwillig samenwerkingsverband. De overheid stimuleert innovatie en zorgt voor het juridische kader voor dit onderzoek. De stortbranche investeert miljoenen in het onderzoek. Dat kan alleen als er heldere afspraken zijn over hoe dit onderzoek kan plaatsvinden. En wat de eisen zijn die gesteld worden aan het resultaat en wat vervolgens de acties zijn. Het RIVM en de ECN en de Technische Commissie Bodem (TCB) zijn betrokken bij de eisen van het resultaat. De betrokken organisaties hebben aangegeven zorgvuldigheid belangrijker te vinden dan snelheid in doorlooptijd.

>

Wat is de maximale doorlooptijd van het onderzoek?

De looptijd van het onderzoek op de stortplaatsen bedraagt 10 jaar, met een eventuele uitlooptijd van maximaal twee jaar. Die extra twee jaar kan alleen bij een succesvol tussentijds resultaat van het onderzoek. Deze periode geldt ook voor de opschorting van de verplichting om een bovenafdichting aan te brengen op de andere daartoe aangewezen stortplaatsen.

>

Hoe worden de resultaten van het onderzoek getoetst?

De resultaten van het onderzoek worden getoetst aan emissietoetswaarden. Deze toetswaarden zijn voor aanvang van het onderzoek vastgesteld en geven aan welke concentraties van verontreinigende stoffen aanwezig mogen zijn in het uit de stortplaats tredende water (het ‘percolaat’).

>

Hoe zijn de emissietoetswaarden vastgesteld?

De emissietoetswaarden, waaraan de resultaten van het onderzoek worden getoetst, zijn ontwikkeld in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) en het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). De toetswaarden zijn voor elke stortplaats vastgesteld bij ministeriële regeling.

>

Wordt er gedurende het onderzoek getoetst of aan de huidige eisen wordt voldaan en of de doelen worden bereikt?

Gedurende de looptijd van het onderzoek blijven de huidige controles op uitstoot gehandhaafd – dat is wettelijk zo geregeld. Vijf jaar na de start van het onderzoek vindt een tussenevaluatie plaats. Na 10 jaar (of bij een verlenging van de termijn met twee jaar, na 12 jaar) is het onderzoek afgelopen en kan de balans worden opgemaakt. Indien na de tussenevaluatie blijkt dat binnen de gestelde looptijd van het onderzoek redelijkerwijs geen sprake kan zijn van een succesvol eindresultaat, kan de provincie het experiment met deze stortplaats laten beëindigen.

>

Hoe is de keuze gemaakt voor de pilot-stortplaatsen?

De keuze voor deze stortplaatsen is gebaseerd op technisch-inhoudelijke en organisatorische redenen. Technisch-inhoudelijk gaat het onder meer om het soort afval dat op de stortplaats ligt, de onderafdichting die aan bepaalde eisen moet voldoen en de locatie mocht die nog geen bovenafdichting hebben. Organisatorisch is van belang dat de exploitant aan het onderzoek deel wil nemen, bereid is de noodzakelijke investeringen te doen en de kosten van het onderzoek mede te dragen.

>

Kan het onderzoek gevolgen hebben voor het grondwater?

Het onderzoek heeft geen gevolgen voor het grondwater in de omgeving van de pilotstortplaatsen. Voor deze stortplaatsen gelden de huidige milieuhygiënische voorwaarden, zoals gesteld in onder meer het Stortbesluit bodembescherming en de Uitvoeringsregeling. Deze voorwaarden betreffen met name de aanwezigheid van een goed functionerende onderafdichtingsconstructie gedurende de hele looptijd van het onderzoek. Tijdens het onderzoek gaan de bestaande periodieke wettelijke controles gewoon door.

>

Welke organisaties werken samen om duurzaam stortbeheer mogelijk te maken?

Verschillende organisaties werken intensief samen om het onderzoek mogelijk te maken.

 

Het programma is een samenwerking van:
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Provincie Noord-Holland
Provincie Flevoland
Provincie Noord-Brabant
Stichting Duurzaam Storten
Vereniging Afvalbedrijven
Afvalzorg
Attero

 

Bij de potentieel te verduurzamen stortlocaties (‘PDS-locaties’) werken ook de provincies Overijssel en Gelderland mee en de betreffende stortplaatsbeheerders.

 

Onafhankelijk betrokken organisaties zijn:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM)
Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)
Technische Universiteit Delft (TU Delft)
Wageningen University and Research (WUR)
Stichting Toegepaste Wetenschap (STW)
Deltares

>

Wat is de rol en verantwoordelijkheid van elke samenwerkingspartner?

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)

Het ministerie nam het initiatief voor het experiment iDS. Na gedegen voorbereiding en overleg met betrokken partijen maakte zij de uitvoering mogelijk met een Algemene Maatregel van Bestuur, een ministeriële regeling, een Green Deal iDS en een Koninklijk Besluit. Als het experiment succesvol is, komt omstreeks 2026 het initiatief weer bij het ministerie van IenW te liggen. Het ministerie van IenW zal zich in dat geval inspannen om te zorgen dat het Stortbesluit bodembescherming en de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming worden gewijzigd om duurzaam stortbeheer definitief mogelijk te maken op de pilotstortplaatsen, de potentieel te verduurzamen locaties (‘PDS-locaties’) en eventuele andere stortplaatsen die daarvoor ook geschikt blijken te zijn.

 

Provincies

Geheel onafhankelijk van de (ongewijzigde) rol die provincies hebben bij vergunning en handhaving van stortplaatsen, zijn met name de provincies waarin experimenten worden uitgevoerd heel intensief betrokken bij overleg, communicatie en vormgeving van de uitvoering en het onderzoek. De provincies waarin de (in de ministeriële regeling beschreven) ’potentiële duurzaam stortbeheer’ (PDS)-locaties liggen zijn ook betrokken bij overleg en besluitvorming. Zowel de ’pilot-provincies’ als de ’PDS-provincies’ hebben hiervoor mensuren vrijgemaakt.

 

Stichting Duurzaam Storten

De stichting waarin alle stortplaatsexploitanten van Nederland (ook de bedrijven die geen lid zijn van de Vereniging Afvalbedrijven) zijn verenigd en zich hebben gecommitteerd om gezamenlijk de pilots en het flankerende wetenschappelijke onderzoek te financieren en uit te voeren.

 

Vereniging Afvalbedrijven

De brancheorganisatie van bedrijven die actief zijn in de totale afvalketen, die in opdracht van de Stichting Duurzaam Storten de overleggen, informatievoorziening en communicatie voor iDS organiseert en uitvoert.

 

Attero & Afvalzorg

De stortplaatsbeheerders die respectievelijk een (Kragge II in Bergen op Zoom (Noord-Brabant)) en twee (Braambergen in Almere (Flevoland) en Wieringermeer in gemeente Hollands Kroon (Noord-Holland)) pilots uitvoeren. Op deze locaties wordt tijdens een 10-jarig experiment onderzocht of duurzaam stortbeheer mogelijk is.

>

Hoe groot schatten de experts de slagingskans in?

Of het experiment op de drie stortplaatsen slaagt hangt af van of ze na het 10- tot 12-jarige onderzoek wel of niet voldoen aan de emissietoetswaarden. Deze waarden zijn door deskundigen vergeleken met de huidige kwaliteit van het afvalwater uit de stortplaatsen. De deskundigen hebben de gewenste vermindering van de verschillende stoffen vergeleken met de daarvoor bekende afbraakprocessen. De conclusie was dat het technisch mogelijk is om de gewenste vermindering te realiseren. Een stortplaats bestaat niet uit gelijkvormig materiaal. Het is van te voren niet bekend of voldoende water en lucht op alle plekken in de stortplaats gebracht kan worden. Nergens ter wereld is ooit geprobeerd om soortgelijke toetswaarden te behalen. Het is heel moeilijk om te voorspellen hoe groot het slagingspercentage zal zijn, maar deskundigen zijn positief.